Broer, Moordenaar

Dit boek is deels gebaseerd op de werkelijkheid. Mijn broer heeft tot zijn overlijden in 2020 in Belize gewoond, een voormalig Engelse kolonie in Centraal Amerika met veel jungle en veel criminaliteit. Ik heb hem daar regelmatig bezocht en ben enigszins vertrouwd geraakt met het land.

In 2013 biechtte hij op wraak te hebben genomen op mannen die hem kort daarvoor hadden overvallen. Ik besloot erover te gaan schrijven en heb in de daaropvolgende jaren veel met hem gepraat. Bij wat hij niet wilde vertellen heb ik getracht me zo goed mogelijk in te leven. Zo ontstond er gaandeweg een gefictionaliseerd verhaal waarbij ik moest concluderen dat ook ons verleden een rol heeft gespeeld.

Opgroeiend in een sektarische broederschap werd ons een sterk besef bijgebracht van goed en kwaad. We leerden ons eigen ‘vlees’ te doden. Dat betekende dat we gevoelens en emoties die onze roeping in de weg zaten, moesten overwinnen en uitschakelen. Ook eigenschappen als het hebben van een eigen wil, het najagen van eigen belang, ijdelheid en het toegeven aan lusten en begeerten waren zondig. Als we het kwaad niet met wortel en tak uitroeiden, kwamen we in grote verschrikkingen terecht. Van kinderen die niet wilden meegaan in deze verkondiging werd rigoureus afscheid genomen.

Was dat een van de redenen waarom mijn broer zo ‘gemakkelijk’ kon overgaan tot geweld? Was het daarom dat hij geen last leek te hebben van wroeging?

In 2020 werd bij hem de diagnose kanker met uitzaaiingen geconstateerd. Hij was opgegeven en vroeg of ik bij hem wilde komen en langer wilde blijven dan gewoonlijk. Eenmaal daar bemerkte ik dat we beiden gaandeweg teruggleden in oude patronen. Hij werd weer de superieure broeder-broer en ik de dienende zuster-zus. Dat frustreerde me enorm.

Ik besloot, terwijl ik daar was, een zus in het boek te schrijven. De belangrijkste vraag daarbij werd: ben ook ik met eenzelfde verleden tot dezelfde meedogenloze daden in staat?

Fragment Broer moordenaar

Mijn laptop ligt voor dood op mijn schoot en ik overweeg serieus te gaan roken. De verhalen zijn er wel, al die heftige gebeurtenissen die me door Broer zijn verteld. Maar de twijfel blaast en schraapt met zijn hoeven door mijn voornemens: of ik het wel kan, erover schrijven. Of ik er wel goed aan doe om op de valreep Broers reputatie nog even naar de ratsmodee te helpen of op z’n minst in twijfel te trekken. Of ik daarnaast ook mezelf weer in de nesten zal werken door de broeders uit mijn jeugd opnieuw op de teergevoelige tenen te trappen.

Hoe eenvoudig kan het zijn: gewoon mijn laptop openklappen en beginnen met tikken. De werkelijkheid gebruiken, die kale, lelijke realiteit. Tijdens het schrijven de boel hier en daar wat afzwakken. Broer en mezelf sparen door er een lepel bij te pakken en uit de pan vol treurnis toch vooral de klontjes onschuld op te vissen. Twee kinderen in de holte van de schep, onbedorven wezentjes, opgroeiend in een pruttelende brij van religieuze overtuigingen. Doorbijters die twee, brave mensjes, ondanks de valse start. Er zelf in gaan geloven, in zo’n broer, zo’n zus. Me niet meer schamen.

Maar niets is minder waar.