En Nooit Was Iets Gelogen

In het echte leven waren Pepe en Juanita, de hoofdpersonen in mijn nieuwe roman En nooit was iets gelogen, de ouders van mijn vriendinnetje Elly. Spaanse gastarbeiders die bij de Hoogovens werkten. Ik kwam graag bij hen over de vloer. Daar was het leven zoveel lichter dan bij ons thuis. Ik voelde me aangetrokken tot de opgewektheid, de muziek en de dans. Geboeid luisterde ik naar de verhalen die ze vertelden over het reizend theatergezelschap waarvan ze in Spanje deel uitmaakten ten tijde van de dictatuur van Franco. Voor een meisje als ik, afkomstig uit een zwaar religieus gezin in Beverwijk, waren hun avontuurlijkheid en levenslust een verademing. En natuurlijk probeerde ik me het Spaanse dansen eigen te maken, vergeefs moet ik bekennen.

Eind jaren negentig besloten Pepe en Juanita terug te gaan naar Spanje. Sindsdien hebben we contact gehouden. Toen een paar jaar geleden bleek dat Pepe ernstig ziek was, heb ik hen weer opgezocht. Pepe vertelde mij zijn levensverhaal, even tragisch als prikkelend, terwijl hij almaar zwakker werd. Dat verhaal – over een dromerig ventje uit de bergen van Asturias, dat jarenlang in een klooster verbleef en daarna in het theatergezelschap van Juanita ouders terechtkwam – werd de basis van mijn roman.

Pepe overleed in het voorjaar van 2013. Na zijn dood heb ik samen met Juanita, mijn vriendin Elly en de dichter Jos Versteegen een reis gemaakt door de noordelijke provincies van Spanje. We zijn op zoek gegaan naar de restanten van de theatercultuur waaruit Pepe en Juanita voortkomen. We hebben oude artiesten en familieleden ontmoet, van wie sommigen voor het eerst over hun verleden spraken. Ze namen ons mee de bergen in, waar de massagraven nog steeds getuigen van het leed dat de bevolking is aangedaan door Franco en zijn regime. Er werd veel gezongen en er werd voorgedragen. En vanzelfsprekend kwam er eten op tafel, voedzaam en gezond eten, en cider natuurlijk, veel cider.

Mijn boek is af – na drie jaar van luisteren, reizen en lezen. En nooit was iets gelogen is enerzijds tot in detail het verhaal van Pepe en Juanita en anderzijds is het volledige fictie. De gedichten van Jos Versteegen, deels origineel en deels een hertaling van oorspronkelijke liedteksten en coplas, maken het verhaal in mijn ogen af. In Nederland gingen ze misschien door voor eenvoudige gastarbeiders, maar deze mensen waren afkomstig uit een wereld van dichterlijkheid en een grote culturele rijkdom. Dat besef heb ik willen doorgeven met En nooit was iets gelogen.

Sebastiaan Kort,
September 2015

In haar eerste twee boeken verwerkte Ellen Heijmerikx haar jeugd bij de Noorse Broeders, de religieuze sekte die de Bijbel van ‘kaft tot kaft letterlijk neemt’, zoals de schrijfster onlangs in een interview met deze krant zei. Waren Blinde wereld(2009) en Wij dansen niet (2011) alleen al vanwege dat kijkje in die orthodoxe wereld interessant, ze waren ook nog eens heel goed geschreven. Voor haar eerste roman ontving Heijmerikx de Academica Debutantenprijs; Wij dansen niet was minstens zo goed en stond vol rake zinnen waarmee een personage in een paar streken werd neergezet.

De autobiografische veren lijken afgeschud, want in Heijmerikx’ nieuwe roman wordt een verhaal van een compleet andere orde verteld. Het draait hier om twee van oorsprong Spaanse geliefden, Juanita en Pepe, die op gevorderde leeftijd in Nederland wonen. Heijmerikx pakt de draad op bij het doodsbed van Pepe, als hij tegen zijn vrouw leegloopt over de tijd waarin ze hem nog niet kende. Van haar had het misschien wel niet gehoeven, die terugblik vol confessies. ‘Ik begrijp het niet,’ luidt haar eerste zin, ‘de neiging van mensen om op hun sterfbed geheimen op te biechten.’

De biecht is misschien uit Pepes godsdienstige achtergrond te verklaren, want ook En nooit was iets gelogen is ondanks de andere setting een religieus geïnspireerde roman. Pepe, zo leren we via zijn levensverhaal, groeide arm en vaderloos op en voelde al vroeg een niet te onderdrukken behoefte om copla’s te schrijven: korte, ietwat pathetische gedichten waarin hij zijn leed of het leed van anderen vorm gaf. Hij maakte er zich in het ruwe milieu niet bepaald populair mee; ‘flikkertje’ was nog een van de mildere scheldwoorden die hem toegebeten werd. En vanuit die miskenning kwam Pepe dan weer uit bij de godsdienst. Hij richtte zich tot een ten hemel gevaren apostel, waarmee Heijmerikx laat zien waarom gelovigen de behoefte voelen een tweede wereld boven de onze te verzinnen: de hoop moet ergens gestalte in krijgen.

De roman laat zich lezen als een twintigste-eeuws lijdensverhaal (tegen de achtergrond van een dictatuur), want Pepe draagt zijn kruis nog honderden pagina’s met zich mee. Even lijkt hij een veilig heenkomen te vinden in een klooster, tot de geestelijken zich aan hem gaan vergrijpen. De scène waarin Pepe dit ondergaat, gecorrumpeerd door de retoriek van een van de kloosterlingen, grijpt je onherroepelijk naar de keel.

Heijmerikx schrijft een soort volkoren-proza waar je echt mee aan het werk wordt gezet. Het is voedzaam en stevig – wie de gedachten even laat vieren kan zo een wending mislopen – maar het uiteindelijk loont het. Er wordt vanuit de vaak liederlijke impressies van Pepe geschreven, en dus zegt hij dingen als ‘Het dorp en de kroeg werden een zolder vol hooi’ als hij een meisje uit de kroeg naar een schuur meeneemt voor een vrijpartij. Hij legt haar neer, waarna ze ‘beeft alsof ze uren in koud water heeft gelegen’.

Heijmerikx baseerde deze roman op interviews met Spaanse vrienden, en een punt van kritiek is dat de tekststructuur soms meer wegheeft van een fullquote-interview dan van een roman. Maar daar staat tegenover dat er veel te halen is bij deze schrijfster, die bezielt alsof haar leven ervan hangt.

Lies Schut
Mei 2015.

Geheimen lopen als een rode draad door Heijmerikx’ romans. Voor haar nieuwste dook ze in die van Spanje.

In 2009 brak Ellen Heijmerikx (1963) door met Blinde wereld, een beklemmende, autobiografisch getinte roman over een sektarische geloofsgemeenschap, de Noorse Broeders. Met haar debuut won ze de Academica Literatuurprijs. De auteur wist waarover ze het had: zelf groeide ze in een soortgelijke omgeving op.

Dat het in haar derde roman ook over geheimen gaat, over ‘niet zien’ en ‘niet mogen’, blijkt al uit de titel: En nooit was iets gelogen. Deze keer draait het om de gevolgen van de Spaanse Burgeroorlog voor ‘kleine’ mensen, een voor een Nederlandse auteur ongebruikelijk onderwerp.

Sferisch is En nooit was iets gelogen sterk. Heijmerikx weet als geen ander te beschrijven wat angst met mensen doet. Om haar werk naar een hoger literair niveau te tillen, riep ze de hulp van dichter Jos Versteegen in. Zijn copla’s (traditionele Spaanse gedichten over het leven, vaak met een luchtige draai), verraden een behoefte aan verdieping. Dat is Heijmerikx gelukt. En nooit was iets gelogen bevestigt (opnieuw) haar vakmanschap als schrijver.

Lies Schut
Juni 2015.

Fictie maken van de werkelijkheid: Ellen Heijmerikx kan dat als geen ander. Beklemmend waren haar autobiografisch getinte romans over een sektarische geloofsgemeenschap, de Noorse Broeders. Haar debuut Blinde wereld uit 2009 leverde haar de Academica Literatuurprijs op. Het pad van het ’verliteraturen’ van levens bewandelt ze opnieuw in En nooit was iets gelogen.

Dit keer dompelt ze zich onder in de Spaanse Burgeroorlog. De hoofdpersonen in het boek, de Spaanse gastarbeider Pepe en zijn vrouw Juanita, zijn gebaseerd op de ouders van een Spaanse vriendin van Heijmerikx. De auteur, gefascineerd door de kleurrijke verhalen over een toneelgezelschap die ze vaak aan de keukentafel hoorde, besloot hiervan een roman te maken. Tijdens het ziekbed van de voormalige Hoogovens gastarbeider kreeg zijn levensverhaal echter een onverwachte draai. De man was als adolescent door een geestelijke misbruikt.

Dit geheim verwerkt ze in En nooit was iets gelogen, samen met de vroege levensgeschiedenis van de echtgenote, die als kind met haar ouders door noord Spanje reisde en theater maakte tijdens de dictatuur van Franco. Opmerkelijk is dat ’angst’, hoewel onder de oppervlakte altijd aanwezig, niet domineert in het boek. Het is de verbeeldingskracht die de personages redt.

Zijn verblijf in het klooster dient een hoger doel meent Pepe, ook al voelt hij aan dat de handelingen van de broeder niet deugen. Hij wil beschermheilige worden van kinderen zonder vader. Voor Juanita is het ontsnappen uit de wrede werkelijkheid onder Franco ook dagelijkse praktijk. In kleine dorpjes rond Madrid bieden zij en haar ouders voornamelijk ’rooien’ vertier en vermaak.

Ellen Heijmerikx vlecht beide verhaallijnen moeiteloos ineen en smeedt die samen tot een intens portret van twee ’gewone bijzondere’ mensen die overleven in een politiek instabiele tijd. Wat er ten tijde van de dictatuur in Spanje gebeurde bleef lang geheim. Ellen Heijmerikx maakt die beladen geschiedenis voor Nederlandse lezers levend en invoelbaar.