Blind

De filosoof Guy Quintelier schrijft in zijn standpunt With God on our side: ‘Wie harmonie idealiseert vervalt gemakkelijk in geweld. Binnen een harmonische eenheid mogen er geen conflicten, geen botsende verschillen optreden. Wie toch serieus verschilt, vormt een bedreiging van de harmonieuze eenheid en mag bijgevolg onderdrukt en desnoods vernietigd worden.’

Ik groeide op in zo’n harmonieuze eenheid, een gemeente met zachtmoedige mensen die tot in elk detail naar Gods woord wilden leven. Het onderdrukken en vernietigen werd gerealiseerd door ‘liefdevolle’ tucht, ‘vriendelijke’ indoctrinatie, godvrezende dreiging, ‘positief’ motiverende groepsdruk en uiteindelijk tot het afstand nemen van een hardnekkig dwarsliggend persoon. Wie niet mee wilde doen mocht vrijwillig naar buiten lopen, verkondigde mijn vader in de kindersamenkomst. Maar wat is de betekenis van vrijwilligheid als je als kind al weet dat je familie afstand van je zal nemen als je daadwerkelijk kiest voor die boze buitenwereld.

‘Geweld is conflictmijding. Wie geweld wil mijden, moet dus geen conflicten mijden maar juist conflicten aangaan en aanvaarden.’

In mijn jeugd was het aangaan van een discussie absoluut not-done. Twijfel was het, ongeloof. Sprak ik als kind en later als jonge vrouw ergens mijn scepsis over uit, dan wist mijn vader niet hoe snel hij me de mond moesten snoeren. Alleen de broeders waren begiftigd met goddelijke wijsheid en ik, zeker als vrouw, had me daar maar bij neer te leggen. Toen ik later als afvallige boeken ging schrijven en me uitsprak over het bedrog van die goddelijke wijsheden, werden er zelfs dure advocaten ingeschakeld om mij het zwijgen op te leggen. 

‘Wanneer men het religieus gevoel idealiseert, idealiseert men dus de harmonie. Binnen zo een idealisering bestaat er dan ook veel onverschilligheid. Men streeft onkwetsbaarheid na. Men meent zelfs onkwetsbaar te zijn. Men stelt zich op een goddelijke, bovenmenselijke positie, waarbij men door niets meer geraakt kan worden.’

Als afvallige zag ik dat de afstand die mijn ouders van mij namen hen wel pijn deed, maar het feit dat het lijden voor Jezus hen een beloning en een eeuwig leven in het vooruitzicht stelde en de wetenschap dat alle medebroeders en zusters hetzelfde doormaakten, troostte en sterkte hen. Als we elkaar na mijn uittrede zagen, bleven de gespreksonderwerpen ofwel gericht op mijn terugkeer of uitermate oppervlakkig. Er bestond slechts één waarheid en ik was een blind en verdwaald schaap dat ook absoluut niet gevonden wilde worden. Onze relatie hield uiteindelijk geen stand.

Vorige
Vorige

Paplepel

Volgende
Volgende

Ware Christenen