Paplepel

Voor mijn soms zwaarmoedige moeder was er geen beter antidepressiva dan het benoemen van het duizendjarig vrederijk. ALs ze het leven even niet meer zag zitten, hoefde ik de Bijbelse voorspelling alleen maar aan te halen om haar weer aan de praat te krijgen. In dat rijk (ook wel chiliasme genoemd) zouden zowel mens als dier worden verlost van hun verdorven natuur. De ogen van de blinden zouden worden geopend, de doven zouden weer horen, de lamme weer springen, de tong van de stomme weer jubelen, de wolf en het lam samen weiden en de leeuw zou stro eten als het rund. Maar de belofte dat zij daar samen met al de andere leden van de Noorse broederschap zou mogen heersen met een ijzeren roede, deed haar pas echt uit de as herrijzen. Op slag werd haar leed iets om zich over te verblijden en zingend wijdde ze zich weer aan het aardappelschillen. Met haar God sprong ze over een muur. En dat niet alleen. Met haar God zou ze bij het laatste oordeel een onwillig kind rücksichtslos in het ravijn storten. Dat klonk misschien niet fijn. Maar juist door dat te benoemen wilde ze ons ervoor behoeden. Want ze had ons alle vier innig lief.

Vrede en geweld is ons met de paplepel ingegoten. Of het feit dat mijn broer later daadwerkelijk geweld is gaan gebruiken daar iets mee te maken heeft, weet ik niet. Hij verliet de broederschap, maar bleef de verkondiging nog enige jaren daarna idealiseren, terwijl ik het patriarchaat vol kritiek de rug toekeerde. Kan ik mezelf daarmee vrijpleiten? Ben ik anders dan mijn moeder of mijn broer?

Ik vrees dat ik, juist door de materie te onderzoeken en erover te schrijven, in staat zal zijn nog wel verder te gaan dan hij. Wat ik weet is dat er een razernij in mij huist die met geen sprookje weg te redeneren is en ook maar beter niet getriggerd kan worden.

Vorige
Vorige

Jij bent niet gek

Volgende
Volgende

Blind